Regionale selectiviteit

Regionale selectiviteit houdt in dat de steunmaatregel een onderneming/ondernemingen begunstigt in een bepaald deel van een nationaal grondgebied. In beginsel vallen maatregelen die voor het hele grondgebied van een lidstaat gelden niet onder het regionale selectiviteitscriterium. Daarbij is het van belang dat niet alle maatregelen die alleen voor bepaalde delen van het grondgebied van een lidstaat gelden, automatisch selectief zijn. Maatregelen met een regionaal of lokaal toepassingsgebied kunnen bijvoorbeeld als niet-selectief aangemerkt worden indien er voldaan is aan bepaalde vereisten uit de jurisprudentie. De volgende beginselen, afkomstig uit dit arrest, dienen ook meegewogen te worden: institutionele autonomie, procedurele autonomie, en economische en financiële autonomie. Deze beginselen zijn geformuleerd ten aanzien van belastingmaatregelen. Regionale selectiviteit is echter een algemeen begrip, waardoor deze beginselen tevens van toepassing zijn op andere maatregelen. Hierover kunt u meer lezen in paragraaf 5.3 van de Mededeling van de Europese Commissie betreffende het begrip ‘staatssteun’. Deze vereisten zijn tot nu toe alleen toegepast op belastingmaatregelen. Regionale selectiviteit is echter een algemeen begrip, waardoor de voorwaarden ten aanzien van belastingmaatregelen ook voor andere steunmaatregelen gelden.

Bij de beoordeling van regionale selectiviteit moet er onderscheid gemaakt worden tussen drie scenario’s, waarvan de derde het meest relevant is voor de decentrale overheden. Het derde scenario houdt in dat alleen bepaalde regionale of lokale overheden (belasting)maatregelen binnen het grondgebied kunnen vaststellen. In dat geval hangt de beoordeling van het selectieve karakter van de maatregel af van of de betrokken overheid voldoende autonoom is van de centrale overheid van de lidstaat. Hiervoor moet voldaan zijn aan drie cumulatieve voorwaarden om vast te kunnen stellen of de betrokken gemeente of provincie het geografisch referentiekader volgt:

  • Institutionele autonomie: Er is sprake van institutionele autonomie als het besluit over de maatregel genomen is door een regionale of lokale overheid met een eigen constitutionele, politieke en administratieve status, die losstaat van de centrale overheid.
  • Procedurele autonomie: Vervolgens is er sprake van procedurele autonomie als een besluit over een (belasting)maatregel is genomen zonder dat de centrale overheid rechtstreeks zeggenschap heeft over de inhoud van de maatregel. De decentrale overheid heeft niet per direct geen procedurele autonomie, als de maatregelen op decentraal niveau aan een rechterlijke toetsing zijn onderworpen.
  • Economische en financiële autonomie: Tot slot is er sprake van economische en financiële autonomie wanneer een decentrale overheid de financiële en politieke consequenties van een (belasting)maatregel draagt. Er is hier niet aan voldaan indien de financiële consequenties van een (belasting)maatregel in de regio door bijdragen of subsidies van andere regio’s of de centrale overheid worden gecompenseerd.