Materiële selectiviteit houdt in dat de maatregel alleen geldt voor bepaalde (groepen van) ondernemingen of specifieke economische sectoren binnen een lidstaat. Materiële selectiviteit kan opgesplitst worden in twee categorieën: de jure of de facto. De jure selectiviteit vloeit voort uit de juridische criteria voor de toekenning van een steunmaatregel die uitsluitend voor bepaalde ondernemingen zijn. Dit kunnen bijvoorbeeld de volgende soorten ondernemingen zijn:
- ondernemingen van een bepaalde grootte;
- ondernemingen die actief zijn in een bepaalde sector;
- noodlijdende ondernemingen;
- ondernemingen die in een bepaalde periode opgericht zijn;
- recentelijk op een gereglementeerde markt genoteerde ondernemingen;
- ondernemingen die behoren tot een categorie met bepaalde kenmerken of die binnen een groep met bepaalde taken belast zijn;
- ondernemingen die exporteren of ondernemingen die met uitvoer verband houdende activiteiten verrichten.
Van de facto is sprake wanneer de formele criteria voor de toepassing van de maatregel weliswaar algemeen en objectief zijn geformuleerd, maar de maatregel zodanig is vormgegeven dat de effecten ervan één bepaalde groep ondernemingen aanzienlijk begunstigen. De facto selectiviteit kan voortvloeien uit voorwaarden of drempels die de lidstaten opleggen, waardoor bepaalde ondernemingen niet onder het genot van de steunmaatregel kunnen komen. Een maatregel waarmee slechts voor een korte periode bepaalde voordelen worden toegekend kan ook tot de facto selectiviteit leiden.