Indirect voordeel en secundaire economische effecten

Een voorbeeld van indirect voordeel is een Italiaanse subsidie aan particulieren voor het aanschaffen van digitale TV-decoders. Volgens de Commissie was hier sprake van een indirect voordeel voor – onder andere – de omroepen die via deze decoders werden ontvangen. Een ander voorbeeld van indirect voordeel is een Amsterdamse subsidieregeling waardoor inwoners van Amsterdam een subsidie konden aanvragen voor het aanschaffen van elektrische auto’s. Deze subsidieregeling is ook aangemerkt als staatssteun, omdat niet elke autoproducent – op het moment dat de regeling in werking trad – elektrische auto’s produceerde. Dit leverde een indirect voordeel op voor de producenten van elektrische auto’s ondanks dat de subsidieregeling niet voor hen bedoeld was.

Indirecte voordelen moeten worden onderscheiden van ‘secundaire’ economische effecten. Secundaire economische effecten zijn het gevolg van bijna alle staatssteunmaatregelen. Overheidsfinanciering voor de aanleg van een openbare weg die voor iedereen toegankelijk is, wordt niet als indirecte staatssteun voor ondernemingen in de nabijheid van de weg beschouwd. Toch is het duidelijk dat de ondernemingen die zich toevallig in de nabijheid van die weg bevinden, er meer van profiteren dan andere. Met het oog hierop dienen de voorzienbare effecten van de steunmaatregelen vooraf altijd door de decentrale overheid te worden onderzocht. Van een indirect voordeel is dus alleen sprake als de maatregel zodanig is vormgegeven dat de secundaire effecten daarvan worden doorgeleid naar duidelijk te onderscheiden ondernemingen of groepen van ondernemingen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de directe steun afhankelijk is van de afname van goederen of diensten die uitsluitend door bepaalde ondernemingen (bijv. ondernemingen uit bepaalde gebieden) worden geproduceerd.